Je bent klein in de grote schommel. Voorzichtig zit je in het midden van de gevlochten mand. Je haren sluik. Als een donkere krans. Je ogen zijn te groot voor je gezicht. Het valt me op als ik je zie. Achterop de fiets bij je moeder. Maar meestal op het schoolplein voor. Ik kijk door het keukenraam en je springt mijn hart in.
Hé kleine meid. Daar ben je weer. Samen met je moeder. Lang, sluik haar. Tenger. Ze drinkt bier uit een blikje – strong – dat ze naast een al leeg blikje zet als ze haar handen vrij maakt om je te duwen. Haar gedachten ergens anders. Daar ga je, hoog! Je maakt geen geluid en ik blijf staan om naar het verstilde tafereel te kijken. Ik hoop op je lach. Maar je kijkt naar de lucht, terwijl je moeder wegloopt en naast haar blikjes gaat zitten.