“Ik ben er klaar mee”, spreek ik mijn drie biggetjes toe. Bij thuiskomst was ik gestruikeld over de tas van middelste, die gezelschap had, zag ik – vloekend – van de sporttas van haar zus. In de badkamer slingerde de verpakking van de tandpasta en in de wc sporen van een kind dat ook nog eens een leeg wc-rolletje op zijn of haar geweten had. Het was de spreekwoordelijke druppel. Ik wilde niet langer de hele dag lichten uitdoen, kommetjes en glazen achter konten opruimen, broodbakjes en bekers missen omdat die al dagen bivakkeren in schooltassen en rondslingerende sokken en sloffen verzamelen. Hun slaapkamers had ik al losgelaten, behalve dat de deur nog open moest kunnen zonder al teveel duwen. Maar het slakkenspoor in de rest van het huis moest stoppen, wilde ik niet veranderen in een langspeelplaat die op het meest gedraaide nummer bleef hangen.
Vriendelijk vragen had geen zin. Afspraken maken had geen zin. Sarcasme was ze volledig ontgaan. Verbazing en lichte verontwaardiging waren mijn deel als ik boos werd. Maar hoe moeilijk kan het zijn? Je eigen bord en beker opruimen na gebruik (ja dus ook dat kommetje. Nee, ik weet dat een kommetje geen beker of bord is). Je licht uitdoen als je naar school gaat (of weet je wat doe maar standaard als je je kamer verlaat). Bij thuiskomst je lunchspullen uit je tas halen en in de vaatwasser doen (nee dat is dus niet óp het aanrecht). En je kamer opruimen als de deur niet meer open kan (nee, als je nog door de kier past, telt niet).
Dus nu is er de piekenpot. Dat een piek een euro is voor mensen boven de veertig, weten mijn kinderen nu ook. Voor alles wat slingert, niet opgeruimd en (alweer) vergeten is, in ik een piek. Oudste kijkt verschrikt, middelste kijkt opstandig en jongste jammert dat ik het beste meteen maar zijn spaarpot kan omkieperen omdat hij het toch allemaal niet kan onthouden. “Je hebt het zelf in de hand”, snuif ik. Op dag 2 na onze eenzijdige afspraak zitten er al 3 pieken in de pot, van elk kind een piek. Bij het onderstoppen vraagt kleine man beteuterd wat we met al dat geld gaan doen. “Ik denk uit eten”, plaag ik en weet wel beter. De kinderen ook. Over een week is de piekenpot vergeten en zet ik de naald weer op de langspeelplaat.