Mijn ouders noemden me Jasperina, een naam die – zo bleek gedurende de lagere en middelbare school – vroeg om een kortere variant. Vriendinnen noemden me Jas of Jassie en eigenlijk kwam de perina er pas weer achter toen ik ging studeren. Nederlands, dat zal ermee te maken hebben gehad. Een bijnaam heb ik nooit echt gehad, of tenminste niet een die met me is gedeeld. Ja vriend M. vond me een ijskoningin toen hij me voor het eerste ontmoette op de studentenvereniging. Maar eentje die uiteindelijk wel smolt, constateerde hij later. In mijn eerste baan werd ik Tim genoemd, een verbastering van mijn achternaam. Opnieuw lekker kort. Want een hele ‘Jasperina’ viel en valt nog altijd niet mee. Regelmatig begint de aanhef van mijn mail met ‘ beste Jacqueline’ en nog regelmatiger wordt de aaaa van Jasperina overmeesterd door een Jasperine. Wat natuurlijk ook nog wel eens de grap oplevert: “als in asperine? Haha!” Nee want dat is aspirine, denk ik dan terwijl ik hardop zeg dat ik die grap nog nooit had gehoord.
Dat brengt me toch nog op een bijnaam die ik sinds een aantal jaren heb: Pina. Past goed in het rijtje van de kinderen. Een versmelting van mijn naam en mijn stiefmoederschap. Toen ik in het leven van de meiden kwam, waren ze vijf en twee. En de naam Jasperina spraken ze met moeite uit als Pina. Inmiddels zijn ze elf en acht en is hun woordenschat er met grote sprongen op vooruit gegaan. Maar de Pina is gebleven. Ik ben niet hun stiefmoeder, ik ben gewoon hun Pina. En dat Pina dennenappel betekent in het Spaans, daar komen ze wel een keertje achter. Ooit. Ik vind het vooral heel lief.