Snorren en baardmansen

door jasperina@hotmail.com

De week in vogelvlucht begon met alleen een handjevol van het eerste deel: vogels. Verstopt tussen het riet van natuurgebied Guisveld. Slechts twee dagen per jaar toegankelijk voor wandelaars, vogelaars en verdwaalde Amsterdammers. Vriendin D. en ik willen er met liefde vroeg uit de veren voor. In theorie. In praktijk komen we rond half 10 aan, maar minstens zo enthousiast als de twee kaki-boswachters die ons vrolijk vragen wat we wensen tegen te komen op de route. Na ons wat flauwe ‘een mobiel espressowagentje?’ verdiep ik me in de vogels op de kaart die aan de kraam hangt.

Kievit, Grutto, Tureluur, Kemphaan, Kiekendief, Roerdomp, Watersnip. De taalliefhebber in mij is nu al in haar nopjes met deze wandeling en haar heerlijk allitererende vogelbelofte. ‘Ik ga voor de Baardmans’, besluit ik hardop om vervolgens bedenkelijk naar de baard van de boswachter en de onverwachte blos op zijn wangen te kijken. ‘Nouja, de vogel dan. Toch. Dag!’

‘De baardmans is een koolmeesje maar dan met bakkebaarden’, vertel ik vriendin D. die druk bezig is haar thermoskan koffie uit haar tas te vissen. ‘Natuurlijk schat’, grinnikt ze. ‘Let nou maar goed op de bordjes langs de route want daar hebben de vogels en zeldzame bloemen dienst vandaag.’ ‘Jij bent stom’, snuf ik en zet mijn zonnebril op.

Nog ver voor zijn bord horen we hem al. Hem ja, want de fluiters zijn toch meestal de mannetjes, hoor ik de man van een stel zeggen. Knietjes licht gebogen, turen ze door het riet. Vriendin D. en ik doen ze na. En verrek, daar zit hij. Zijn pootjes om een stengel, horizontaal wuivend in de wind. En zingen dat het een lieve lust is. ‘Wat denk jij’, fluister ik, ‘zie jij bakkebaarden?’ ‘Een snor!’ antwoordt de licht gebogen man. ‘Geen twijfel mogelijk, dit is de Snor’. Vogel en ik zijn er even stil van, terwijl in mijn hoofd kleine geluksballonnetjes ontploffen. Een vogel die de Snor wordt genoemd, beter gaat het vandaag niet meer worden. Denk ik.

Want we lopen nog over water. Een kiekendief draait cirkels boven onze hoofden en ik herken een kleine karekiet (zonder verrekijker). Terwijl ik hardop mijmer hoeveel vogelaar er in mij (en lief) verscholen zit en ik na het lopen over water begrijp waarom zoveel wandelaars kaplaarzen dragen, botsen we alweer op twee paar licht gebogen knietjes voor het riet. We schuiven aan. ‘De snor?’ probeer ik. De man van dit stel heeft vriendelijke ogen met kleine rimpels eromheen en lacht: ‘Neeeee, de snor kan niet zo mooi zingen. Die snort alleen.’ Ik knik: ‘Natuurlijk’ en besluit ter plekke op mijn natte gympies dat de andere snor de baardmans was. De zon breekt door en tevreden loop ik verder in deze wondere wereld van vogels en wandelaars.

En later als ik groot ben? Dan word ik vogelaar. Of nog liever: uitvogelaar, van vogelnamen.

0 Reactie
0

Laat een reactie achter

Dagelijkse Dingen maakt gebruik van cookies voor het optimaal functioneren van de website en voor het verzamelen en analyseren van statistieken. OK